Bijwerken vanaf de mirror

Er zijn twee basismethoden om een mirror te configureren. De mirror is in feite niets anders dan een opslagplaats waarvandaan clients updatebestanden kunnen downloaden. De map met updatebestanden kan als een gedeelde netwerkmap of als een HTTP-server worden aangeboden.

Toegang tot de mirror verkrijgen via een interne HTTP-server

Dit is de standaardconfiguratie, zoals gespecificeerd in de voorgedefinieerde programmaconfiguratie. Om toegang tot de mirror via de HTTP-server toe te staan, gaat u naar Geavanceerde instellingen > Bijwerken > Profielen > Mirror en selecteert u Mirror voor updates maken.

In het gedeelte HTTP-server van het tabblad Mirror kunt u de serverpoort opgeven waar de HTTP-server luistert en het type verificatie dat door de HTTP-server wordt gebruikt. Standaard is de serverpoort ingesteld op 2221. De optie Verificatie bepaalt de gebruikte verificatiemethode bij toegang tot de updatebestanden. De volgende opties zijn beschikbaar: Geen, Basis en NTLM. Selecteer Standaard om base64-codering met standaardverificatie van gebruikersnaam en wachtwoord te gebruiken. De optie NTLM biedt codering via een veilige coderingsmethode. Voor verificatie wordt gebruikgemaakt van de gebruiker die is gemaakt op het werkstation dat de updatebestanden deelt. De standaardinstelling is Geen, waarbij toegang tot de updatebestanden wordt geboden zonder dat verificatie is vereist.

warning

Waarschuwing

als u toegang tot de updatebestanden wilt bieden via de HTTP-server, moet de mirrormap zich op dezelfde computer bevinden als de instantie van ESET Endpoint Security die deze map maakt.

SSL voor HTTP-server

Voeg een ketenbestandcertificaat toe (of genereer een certificaat dat zelf is ondertekend) als u de HTTP-server wilt uitvoeren met ondersteuning voor HTTPS (SSL). De volgende certificaattypen zijn beschikbaar: PEM, PFX en ASN. Voor extra beveiliging kunt u het HTTPS-protocol gebruiken om updatebestanden te downloaden. Het is met dit protocol vrijwel onmogelijk om gegevensoverdracht en aanmeldingsgegevens te traceren. Type privésleutel is standaard ingesteld op Geïntegreerd, wat betekent dat de privésleutel deel uitmaakt van het geselecteerde certificaatketenbestand.

note

Opmerking

De fout Ongeldige gebruikersnaam en/of wachtwoord wordt weergegeven in het deelvenster Bijwerken van het hoofdvenster als er verschillende mislukte pogingen hebben plaatsgevonden om de detectie-engine vanaf de mirror bij te werken. We raden aan dat u naar Geavanceerde instellingen > Bijwerken > Profielen > Mirror gaat en de gebruikersnaam en het wachtwoord controleert. De meest gangbare reden voor deze fout is onjuist ingevoerde verificatiegegevens.

CONFIG_UPDATE_MIRROR_ADVANCE

Nadat uw mirrorserver is geconfigureerd, moet u de nieuwe updateserver aan clientwerkstations toevoegen. Volg hiertoe de volgende stappen:

OpenGeavanceerde instellingen (F5) en klik op Bijwerken> Profielen > Basis.

Schakel Automatisch kiezen uit en voeg een nieuwe server toe aan het veld Updateserver door een van de volgende notaties te gebruiken:
http://IP-adres_van_uw_server:2221
https://IP_adres_van_uw_server:2221 (als SSL wordt gebruikt)

De mirror openen via systeemshares

Als eerste moet een gedeelde map worden gemaakt op een lokaal of een netwerkapparaat. Bij het maken van de map voor de mirror moet schrijftoegang worden verleend aan gebruikers die updatebestanden opslaan in de map en leestoegang aan alle gebruikers die ESET Endpoint Security bijwerken vanuit de mirrormap.

Ga vervolgens verder met de configuratie van de toegang tot de mirror in Geavanceerde instellingen > Bijwerken> Profielen > tabblad Mirror door Updatebestanden aanbieden via interne HTTP-server uit te schakelen. Deze optie is standaard ingeschakeld in het installatiepakket van het programma.

Als de gedeelde map zich op een andere computer in het netwerk bevindt, is het noodzakelijk om verificatiegegevens voor het verkrijgen van toegang tot de andere computer op te geven. Voor het opgeven van verificatiegegevens opent u ESET Endpoint Security Geavanceerde instellingen (F5) en klikt u op Bijwerken> Profielen > Verbinding maken met LAN als. Dit is dezelfde instelling als bij bijwerken, zoals beschreven in het gedeelte Verbinding maken met LAN als.

De mirrormap moet worden geopend met hetzelfde account als het account dat werd gebruikt om u aan te melden bij de computer waarop de mirror is gemaakt. Als de computer zich in een domein bevindt, moet de gebruikersnaam in de notatie domein\gebruiker worden gebruikt. Als de computer zich niet in een domein bevindt, moet de notatie IP-adres-van-uw-server\gebruiker of hostnaam\gebruiker worden gebruikt.

Nadat de configuratie van de mirror is voltooid, gaat u naar clientwerkstations en stelt u \\UNC\PATH in als de updateserver. Volg hiertoe onderstaande stappen:

1.Open ESET Endpoint Security Geavanceerde instellingen en klik op Bijwerken> Profielen >Updates.

2.Schakel Automatisch kiezen uit naast Module-updates en kies een nieuwe server in het veld Updateserver met de indeling \\UNC\PATH.

note

Opmerking

Om de updates juist te laten werken moet het pad naar de mirrormap worden opgegeven als een UNC-pad. Updates vanaf gekoppelde stations werken mogelijk niet.

 

important

De mirror maken met behulp van het hulpprogramma Mirror

Het hulpprogramma Mirror maakt een mappenstructuur die verschilt van wat de eindpuntmirror doet. Elke map bevat updatebestanden voor een groep producten. U moet met behulp van de mirror het volledige pad naar de juiste map in de update-instellingen van het product opgeven.

Als u bijvoorbeeld de ESMC 7 van de mirror wilt bijwerken, stelt u de Updateserver in op (afhankelijk van de hoofdlocatie van uw HTTP-server):

http://your_server_address/mirror/eset_upd/era6

Met het laatste deel worden programmaonderdelen (PCU's) beheerd. Gedownloade programmaonderdelen worden standaard voorbereid voor het kopiëren naar de lokale mirror. Als Bijwerken van programmaonderdelen is geactiveerd, hoeft u niet te klikken op Bijwerken omdat bestanden automatisch naar de lokale mirror worden gekopieerd als ze beschikbaar zijn. Zie Updatemodus voor meer informatie over het bijwerken van programmaonderdelen.