HTTP-server

Serverpoort: standaard is de serverpoort ingesteld op 2221.

Verificatie: bepaalt de verificatiemethode die wordt gebruikt bij toegang tot updatebestanden. De volgende opties zijn beschikbaar: Geen, Basis en NTLM. Selecteer Standaard om base64-codering met standaardverificatie van gebruikersnaam en wachtwoord te gebruiken. De optie NTLM biedt codering via een veilige coderingsmethode. Voor verificatie wordt gebruikgemaakt van de gebruiker die is gemaakt op het werkstation dat de updatebestanden deelt. De standaardinstelling is Geen, waarbij toegang tot de updatebestanden wordt geboden zonder dat verificatie is vereist.

Voeg een ketenbestandcertificaat toe (of genereer een certificaat dat zelf is ondertekend) als u de HTTP-server wilt uitvoeren met ondersteuning voor HTTPS (SSL). De volgende certificaattypen zijn beschikbaar: ASN, PEM en PFX. Voor extra beveiliging kunt u het HTTPS-protocol gebruiken om updatebestanden te downloaden. Het is met dit protocol vrijwel onmogelijk om gegevensoverdracht en aanmeldingsgegevens te traceren. De optie Type privésleutel is standaard ingesteld op Geïntegreerd (en daarom is de optie Privésleutelbestand standaard uitgeschakeld). Dit betekent dat de privésleutel onderdeel is van het geselecteerde certificaatketenbestand.

note

Opmerking

Verificatiegegevens zoals Gebruikersnaam en Wachtwoord zijn bedoeld om toegang te krijgen tot de proxyserver. Vul deze velden alleen in als een gebruikersnaam en wachtwoord vereist zijn. Deze velden zijn niet bestemd voor uw gebruikersnaam/wachtwoord voor ESET Endpoint Security en moeten alleen worden ingevuld als u weet dat u een wachtwoord nodig hebt om via een proxyserver verbinding te maken met internet.