Online-Help van ESET

Zoeken Nederlands
Selecteer het onderwerp

Updatemirror

Met ESET Mail Security kunt u kopieën maken van updatebestanden die kunnen worden gebruikt om andere werkstations in het netwerk bij te werken. Het gebruik van een "mirror" - een kopie van de updatebestanden in de LAN-omgeving - is handig omdat de updatebestanden dan niet herhaaldelijk door elk werkstation hoeven te worden gedownload bij de updateserver van de leverancier. Updates worden gedownload naar de lokale mirrorserver en vervolgens naar alle werkstations gedistribueerd, waardoor overbelasting van het netwerk wordt voorkomen.

Als clientwerkstations worden bijgewerkt vanaf een mirror, wordt de netwerkbelasting gelijkmatig verdeeld en wordt bandbreedte voor uw internetverbinding bespaard.


note

Als u het internetverkeer wilt minimaliseren op netwerken waar veel clients worden beheerd met ESET PROTECT, raden we u aan ESET Bridge te gebruiken in plaats van een client als mirror te configureren. ESET Bridge kan worden geïnstalleerd met ESET PROTECT via het alles-in-één installatieprogramma of als een zelfstandig onderdeel. Raadpleeg de Online-Help-pagina van ESET PROTECT voor meer informatie en de verschillen tussen ESET Bridge, Apache HTTP Proxy, Mirror Tool en directe connectiviteit.

Updatemirror

Mirror voor updates maken: hiermee worden opties voor mirrorconfiguraties geactiveerd.

Toegang tot updatebestanden

HTTP-server inschakelen: as deze optie is ingeschakeld, zijn updatebestanden eenvoudig toegankelijk via HTTP, zonder aanmeldingsgegevens.

Opslagmap: klik op Bewerken om naar een map op de lokale computer of een gedeelde netwerkmap te bladeren. Als verificatie voor de opgegeven map is vereist, moeten verificatiegegevens worden opgegeven in de velden Gebruikersnaam en Wachtwoord.

Klik op Wissen als u een gedefinieerde standaardmap voor het opslaan van mirrorbestanden (C:\ProgramData\ESET\ESET Security\mirror) wilt wijzigen.

HTTP-server

Serverpoort: de standaardpoort is ingesteld op 2221. Wijzig deze waarde als u een andere poort gebruikt.

Verificatie

Bepaalt de verificatiemethode die wordt gebruikt bij toegang tot updatebestanden. De volgende opties zijn beschikbaar: Geen, Basis en NTLM.

Selecteer Basis om base64-codering met standaardverificatie van gebruikersnaam en wachtwoord te gebruiken.

De optie NTLM biedt codering via een veilige coderingsmethode. Voor verificatie wordt gebruikgemaakt van de gebruiker die is gemaakt op het werkstation dat de updatebestanden deelt.

De standaardinstelling is Geen, waarbij toegang tot de updatebestanden wordt geboden zonder dat verificatie is vereist.


warning

Als u toegang tot de updatebestanden wilt bieden via de HTTP-server, moet de mirrormap zich op dezelfde computer bevinden als de instantie van ESET Mail Security die deze map maakt.

SSL voor HTTP-server

Voeg een Ketenbestandcertificaat, toe (of genereer een certificaat dat zelf is ondertekend) als u de HTTP-server wilt uitvoeren met ondersteuning voor HTTPS (SSL). De volgende certificaattypen zijn beschikbaar: PEM, PFX en ASN. Voor extra beveiliging kunt u het HTTPS-protocol gebruiken om updatebestanden te downloaden. Het is met dit protocol vrijwel onmogelijk om gegevensoverdracht en aanmeldingsgegevens te traceren.

De optie Type privésleutel is standaard ingesteld op Geïntegreerd (en daarom is de optie Privésleutelbestand standaard uitgeschakeld). Dit betekent dat de privésleutel onderdeel is van het geselecteerde certificaatketenbestand.

Verbindingsopties

Windows-shares: bij het bijwerken vanaf een lokale server waarop Windows is geïnstalleerd, is standaard voor elke netwerkverbinding verificatie vereist.

Verbinding maken met LAN als

Kies een van de volgende opties om uw account te configureren:

Systeemaccount (standaard): gebruik het systeemaccount voor verificatie. Doorgaans vindt geen verificatieproces plaats als er geen verificatiegegevens beschikbaar worden gesteld in het hoofdgedeelte voor update-instellingen.

Huidige gebruiker: selecteer deze optie als u een verificatie wilt uitvoeren via het momenteel aangemelde gebruikersaccount. Het nadeel van deze oplossing is dat het programma geen verbinding kan maken met de updateserver als er geen gebruiker is aangemeld.

Opgegeven gebruiker: selecteer deze optie om een opgegeven gebruikersaccount voor verificatie te gebruiken. Gebruik deze methode wanneer geen verbinding kan worden gemaakt via het standaardsysteemaccount. De opgegeven gebruikersaccount moet toegang hebben tot de map met updatebestanden op de lokale server. Als de gebruiker geen toegang heeft, is het onmogelijk een verbinding tot stand te brengen en updates te downloaden.


warning

Als de optie Huidige gebruiker of Opgegeven gebruiker is ingeschakeld, kan er een fout optreden bij het wijzigen van de identiteit van het programma naar de gewenste gebruiker. We adviseren om de LAN-verificatiegegevens op te nemen in het hoofdgedeelte van de update-instellingen. In dit gedeelte van de update-instellingen moeten de verificatiegegevens als volgt worden ingevoerd: domain_name\user (als het een werkgroep betreft, voert u workgroup_name\name in) en het wachtwoord. Bij het bijwerken vanaf de HTTP-versie van de lokale server, is geen verificatie vereist.

Verbinding met server verbreken na bijwerken: het verbreken van de verbinding forceren als de verbinding met de server zelfs na het downloaden van de updates actief blijft.