Netwerkverbindingsprofielen toevoegen of bewerken
Als u netwerkverbindingsprofielen wilt toevoegen of bewerken in Netwerkverbindingsprofielen, gaat u naar Geavanceerde instellingen > Beveiliging > Netwerktoegangsbeveiliging > Netwerktoegangsbeveiliging > Netwerkverbindingsprofielen > Bewerken. Als u een profiel wilt bewerken, moet u het profiel selecteren in de lijst in het venster Netwerkverbindingsprofielen.
De volgende profielen zijn vooraf gedefinieerd en kunnen niet worden bewerkt/verwijderd:
Privé: voor vertrouwde netwerken (thuis- of kantoornetwerk). Uw computer en gedeelde bestanden die op uw computer zijn opgeslagen, zijn zichtbaar voor andere netwerkgebruikers en systeembronnen zijn toegankelijk voor andere gebruikers in het netwerk (toegang tot gedeelde bestanden en printers is ingeschakeld, inkomende RPC-communicatie is ingeschakeld en Extern bureaublad delen is beschikbaar). We raden u aan deze instelling te gebruiken wanneer u gebruikmaakt van een beveiligd lokaal netwerk. Dit profiel wordt automatisch toegewezen aan een netwerkverbinding als het is geconfigureerd als Domeinnetwerk of Privénetwerk in Windows.
Openbaar: voor niet-vertrouwde netwerken (openbaar netwerk). Bestanden en mappen op uw systeem worden niet gedeeld met en zijn niet zichtbaar voor andere gebruikers in het netwerk, en het delen van systeembronnen is gedeactiveerd. We raden aan deze instelling te gebruiken wanneer u toegang krijgt tot draadloze netwerken. Dit profiel wordt automatisch toegewezen aan elke netwerkverbinding die niet is geconfigureerd als Domeinnetwerk of Privénetwerk in Windows.
Boven/Omhoog/Omlaag/Beneden : hiermee kunt u het prioriteitsniveau van netwerkverbindingsprofielen aanpassen (Netwerkverbindingsprofielen worden geëvalueerd en toegepast op basis van prioriteit. Hierbij wordt altijd het eerste overeenkomende profiel toegepast.)
Een profiel toevoegen of bewerken
Met het aangepaste netwerkverbindingsprofiel kunt u firewallregels toepassen en aanvullende instellingen definiëren voor specifieke netwerkverbindingen. Gebruik het gedeelte Activators om te definiëren aan welke netwerkverbindingen u het aangepaste profiel wilt toewijzen.
Ga als volgt te werk om de profieleditor te openen in het venster Netwerkverbindingsprofielen:
•Klik op Toevoegen.
•Selecteer een van de bestaande profielen en klik op Bewerken.
•Selecteer een van de bestaande profielen en klik op Kopiëren.
Naam: de aangepaste naam voor uw profiel.
Beschrijving: beschrijving van het profiel om u te helpen het profiel te identificeren.
Aanvullende vertrouwde adressen: adressen die hier zijn gedefinieerd, worden toegevoegd aan de vertrouwde zone van de netwerkverbinding waarop dit profiel wordt toegepast (ongeacht het beveiligingstype van het netwerk).
Vertrouwde verbinding: uw computer en gedeelde bestanden die op uw computer zijn opgeslagen, zijn zichtbaar voor andere netwerkgebruikers en systeembronnen zijn toegankelijk voor andere gebruikers in het netwerk (toegang tot gedeelde bestanden en printers is ingeschakeld, inkomende RPC-communicatie is ingeschakeld en Extern bureaublad delen is beschikbaar). We raden u aan deze instelling te gebruiken wanneer u een profiel maakt voor een beveiligde lokale netwerkverbinding. Alle direct verbonden netwerksubnetten worden ook als vertrouwd beschouwd. Bijvoorbeeld: als een netwerkadapter wordt verbonden met dit netwerk met het IP-adres 192.168.1.5 en het subnetmasker 255.255.255.0, wordt het subnet 192.168.1.0/24 toegevoegd aan de vertrouwde zone van die netwerkverbinding. Als de adapter meer adressen/subnetten heeft, worden deze allemaal vertrouwd.
Zwakke Wi-Fi-versleuteling rapporteren: in ESET Internet Security wordt een bureaubladmelding weergegeven wanneer u verbinding maakt met een onbeveiligd draadloos netwerk of een netwerk met een zwakke beveiliging.
Activators: aangepaste voorwaarden waaraan moet worden voldaan om dit netwerkverbindingsprofiel toe te wijzen aan een netwerkverbinding. Zie Activators voor gedetailleerde uitleg.